Klik hier voor grote afbeelding (met gegevens)
Afzettende dagkant

Aan een lichtspleet, zoals je die bijvoorbeeld in een smal traptorentje van een grote kerktoren vindt, zou je niet veel hebben wanneer de opening aan de binnenkant net zo smal zou zijn als aan de buitenkant. Er zou alleen maar een smalle lichtbundel doorheen komen. Daarom is de opening aan de binnenkant veel wijder dan aan de buitenkant, het licht kan zo een groot deel van het interieur verlichten. Dat schuin weglopen heet 'afzetten', de zijkanten van de spleet noemen we 'afzettende dagkanten.' De afzettende onderkant is de afzaat.
Middeleeuwse schietgaten tonen het duidelijkste voorbeeld van afzettende dagkanten. Omdat de muren van een groot middeleeuws gebouw dik zijn, moeten de dagkanten wel schuin weglopen om voldoende licht binnen te laten. De kleine vensters van een romaanse kerk laten dit goed zien, maar ook de grote gotische kerkvensters hebben afzettende dagkanten en een afzaat.
Voor de lichtinval maakt het niet veel uit of het afzetten aan de binnenkant, de buitenkant of aan binnen- en buitenkant gebeurt. Afzettende dagkanten aan de buitenkant van een kijk- of schietgat zouden vijandelijke pijlen naar binnen kunnen leiden, daarom zijn die daarbij altijd aan de binnenkant te vinden.
Ook grote ingangen hebben meestal afzettende dagkanten, kijk maar eens naar een kerkportaal. We noemen die dagkanten dan portaalwangen.
Wanneer de dagkanten van een venster of ingang naar dezelfde kant schuin weglopen, dan gaat het om een leep venster of lepe ingang.

Tekst: Jean Penders (04-2010). Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders